uitgroeide inflection of uitgroeien: singular dependent-clause past indicative (dated or formal) singular dependent-clause past subjunctive groeide uit...
groeide uit inflection of uitgroeien: singular past indicative (dated or formal) singular past subjunctive uitgeroeid, uitgroeide...
uitgroeit uitgroeide 2nd person sing. (gij) groeit uit groeide uit uitgroeit uitgroeide 3rd person singular groeit uit groeide uit uitgroeit uitgroeide plural...