uitschelden

Hello, you have come here looking for the meaning of the word uitschelden. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word uitschelden, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say uitschelden in singular and plural. Everything you need to know about the word uitschelden you have here. The definition of the word uitschelden will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofuitschelden, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

Compound of uit +‎ schelden.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈœy̯tˌsxɛl.də(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: uit‧schel‧den

Verb

uitschelden

  1. (transitive) to use offensive language to (someone or something); to insult, to abuse, to scold (someone or something)

Conjugation

Conjugation of uitschelden (strong class 3b, separable)
infinitive uitschelden
past singular schold uit
past participle uitgescholden
infinitive uitschelden
gerund uitschelden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular scheld uit schold uit uitscheld uitschold
2nd person sing. (jij) scheldt uit, scheld uit2 schold uit uitscheldt uitschold
2nd person sing. (u) scheldt uit schold uit uitscheldt uitschold
2nd person sing. (gij) scheldt uit scholdt uit uitscheldt uitscholdt
3rd person singular scheldt uit schold uit uitscheldt uitschold
plural schelden uit scholden uit uitschelden uitscholden
subjunctive sing.1 schelde uit scholde uit uitschelde uitscholde
subjunctive plur.1 schelden uit scholden uit uitschelden uitscholden
imperative sing. scheld uit
imperative plur.1 scheldt uit
participles uitscheldend uitgescholden
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

  • Afrikaans: uitskel

Anagrams