IPA(key): /ˈœy̯tfərˌɣroːt/ uitvergroot first/second/third-person singular dependent-clause present indicative of uitvergroten uitvergroot past participle of uitvergroten...
IPA(key): /vərˌɣroːt ˈœy̯t/ vergroot uit inflection of uitvergroten: first/second/third-person singular present indicative imperative uitvergroot...
infinitive uitvergroten past singular vergrootte uit past participle uitvergroot infinitive uitvergroten gerund uitvergroten n main clause subordinate clause...