voorbehieldt second-person (gij) singular dependent-clause past indicative of voorbehouden behieldt voor...
behieldt voor second-person (gij) singular past indicative of voorbehouden voorbehieldt...
voorbehield 2nd person sing. (gij) behoudt voor behieldt voor voorbehoudt voorbehieldt 3rd person singular behoudt voor behield voor voorbehoudt voorbehield...