écouter

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord écouter. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord écouter, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je écouter in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord écouter is hier. De definitie van het woord écouter zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanécouter, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
écouter
écoutais
écouté
eerste groep volledig

écouter overgankelijk

  1. horen, geluid waarnemen
  2. luisteren, luisteren naar ..., beluisteren van ...
    «On n'écoute pas les agriculteurs, on ne les entend pas»
    Men luistert niet naar de boeren, men hoort ze niet (eens.)
  3. (figuurlijk): gehoorzamen
  • n'écouter que d'une oreille
slechts met een half oor luisteren
  • n'écouter que soi-même
niet naar anderen luisteren
  • écouter de toutes ses oreilles
één en al oor zijn
  • n'écouter que son courage
voor gevaar geen oog hebben
  • écouter les conseils de quelqu'un
iemands raad opvolgen
  • savoir se faire écouter
gehoor weten te vinden
  • trop s'écouter
te veel op zijn gezondheid letten
  • s'écouter parler
graag zichzelf horen praten