Geluid: buitenga (hulp, bestand) bui·ten·ga buitenga (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buitengaan ... dat ik buitenga. Het...
buitengegaan ev. ga buiten mv. verouderd gaat buiten ga buiten (bijzin) buitenga aantonende wijs enkelvoud meervoud onvoltooid eerste tweede derde eerste...