Geluid: narekende (hulp, bestand) na·re·ken·de narekende (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van narekenen ... dat ik narekende. ... dat jij narekende...
Geluid: narekenden (hulp, bestand) na·re·ken·den narekenden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van narekenen ...dat wij narekenden. ...dat jullie...
Geluid: nareken (hulp, bestand) na·re·ken nareken (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van narekenen ... dat ik nareken. Het...
t.) nareken narekent narekent narekent narekent narekenen narekenen narekenen verleden (o.v.t.) narekende narekende narekende narekende narekende narekenden...