[bijwoord] Geluid: neder (hulp, bestand) IPA: /'nedər/ [zelfstandig naamwoord] Geluid: neder (hulp, bestand) IPA: /'nɛdər/ ne·der In de betekenis...
nederig (hulp, bestand) ne·de·rig Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ootmoedig’ voor het eerst aangetroffen in 1562 Afleiding van neder...
Geluid: nederigheid (hulp, bestand) ne·de·rig·heid Afgeleid van nederig met het achtervoegsel -heid. de nederigheid v het aannemen van een houding...
Geluid: nederigs (hulp, bestand) ne·de·rigs nederigs partitief van de stellende trap van nederig Dat is iets nederigs... ...
Geluid: nederige (hulp, bestand) ne·de·ri·ge nederige verbogen vorm van de stellende trap van nederig Het woord nederige staat in de Woordenlijst...
Geluid: nederigheden (hulp, bestand) ne·de·rig·he·den de nederigheden mv meervoud van het zelfstandig naamwoord nederigheid...
nederzetten Ik zette neder. Jij zette neder. Hij, zij, het zette neder. aanvoegende wijs van nederzetten Het woord zette neder staat in de Woordenlijst...
(…) neder meervoud tegenwoordige tijd van nederzetten zetten (…) neder meervoud verleden tijd van nederzetten Wij zetten neder. Jullie zetten neder. Zij...
Geluid: zet neder (hulp, bestand) IPA: / ˈzɛt ˈnedər / (3 lettergrepen) zet ne·der uit zet (werkwoord) en neder (bijwoord), hiertussen kunnen nog andere...
Ne·der·sor·bisch samenstelling van neder en Sorbisch het Nedersorbisch o (taal) een West-Slavische taal die in het gebied Neder-Lausitz in het oosten van Duitsland...