Geluid: opschoor (hulp, bestand) op·schoor opschoor (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opscheren ... dat ik opschoor. ... dat jij opschoor. ...
Geluid: opschoren (hulp, bestand) op·scho·ren opschoren (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opscheren ...dat wij opschoren. ...dat jullie opschoren...
Geluid: opschors (hulp, bestand) op·schors opschors (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschorsen ... dat ik opschors. Het...
opscheren opscheren verleden (o.v.t.) opschoor opschoor opschoor opschoor opschoor opschoren opschoren opschoren toekomend (o.t.t.t.) zal opscheren op...
opgeschorst ev. schors op mv. verouderd schorst op schorse op (bijzin) opschorse aantonende wijs enkelvoud meervoud onvoltooid eerste tweede derde eerste...