Geluid: piek (hulp, bestand) IPA: /pik/ piek [A] Leenwoord uit Frans pic “puntig voorwerp”, “hoogtepunt”, in de betekenis van ‘bergtop’ voor het eerst...
Geluid: pieken (hulp, bestand) pie·ken pieken inergatief, (sport) uitzonderlijk goed presteren Hij is echt aan het pieken, iedereen verwacht nu een...
Geluid: piekte (hulp, bestand) piek·te piekte enkelvoud verleden tijd van pieken Ik piekte. Jij piekte. Hij, zij, het piekte. Het woord piekte...
tijd van pieken Jij piekt. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pieken Hij piekt. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pieken Piekt! Het...
gepiekt (hulp, bestand) ge·piekt vervoeging van pieken: de stam met omvoegsel ge- -t gepiekt voltooid deelwoord van pieken Het woord gepiekt staat in de Woordenlijst...
Angelsaksisch pīc "puntig voorwerp, pikhouweel"; cognaat met piek pike scherpe punt (militair) piek, lange staaf met een scherpe punt, gebruikt door infanteristen...
Geluid: piekten (hulp, bestand) piek·ten piekten meervoud verleden tijd van pieken Wij piekten. Jullie piekten. Zij piekten. Het woord piekten staat...
Geluid: sterftepiek (hulp, bestand) sterf·te·piek Samenstelling van sterfte en piek de sterftepiek v / m (medisch) een kortstondige sterke toename...
Geluid: jeukpiek (hulp, bestand) jeuk·piek Samenstelling van jeuk en piek de jeukpiek v / m het moment in een periode wanneer men de meeste jeuk heeft...
(Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈbɛrxpik/ berg·piek samenstelling van berg en piek de bergpiek v / m de piek van een berg ▸ Ondertussen was de herfst in...