10 Resultaten gevonden voor "Pilar".

pilaar

 pilaar    (hulp, bestand) pi·laar Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘pijler’ voor het eerst aangetroffen in 1285 de pilaar m...


pilaren

Geluid:  pilaren    (hulp, bestand) pi·la·ren de pilaren mv meervoud van het zelfstandig naamwoord pilaar...


kolon

ko·lon kolon (bouwkunde) zuil, pilaar, kolom (anatomie) colon, karteldarm [1] sütun...


steunpilaar

 steunpilaar    (hulp, bestand) steun·pi·laar samenstelling van  steun  en  pilaar  de steunpilaar m een pilaar waarop iets rust Toen de stalen steunpilaren heet werden...


pilaartje

Geluid:  pilaartje    (hulp, bestand) pi·laar·tje het pilaartje o verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord pilaar...


pilaartjes

Geluid:  pilaartjes    (hulp, bestand) pi·laar·tjes de pilaartjes mv verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord pilaar...


kalksteenpilaar

 kalksteenpilaar    (hulp, bestand) kalk·steen·pi·laar Samenstelling van kalksteen en pilaar de kalksteenpilaar m een kolom van kalksteen, meestal in een kalksteengroeve...


pijler

van ‘steunpilaar’ voor het eerst aangetroffen in 1430 de pijler m zuil, pilaar Dat zijn de pijlers waarop de brug komt te rusten.  peiler steunpilaar  ...


sütun

süt·un sütun (bouwkunde) zuil, pilaar, kolom kolom (elk van de verticale vlakken op een bladzijde) kolom (verticaal deel van een tabel) (figuurlijk) kolom...


pille

IPA: / ˈpilə / pil·le Werkwoord: Afkomstig van het Latijnse werkwoord pilare (= haren uitplukken). Zelfstandig naamwoord [A]: Afkomstig van het Latijnse...