aanfietsen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aanfietsen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aanfietsen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aanfietsen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aanfietsen is hier. De definitie van het woord aanfietsen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaanfietsen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • aan·fiet·sen

aanfietsen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanfietsen
fietste aan
aangefietst
zwak -t volledig
  1. al rijdend op een rijwiel naderen
     Hij kwam vanuit de Grote Markt aanfietsen en fietste daarna weg in de richting van de Kamperstraat.[2]
     ,,Een echte powervrouw”, hield burgemeester Annette Bronsvoort haar voor, enkele momenten nadat ze bij het gemeentehuis was komen aanfietsen. ,,Een sportief talent en een imposante verschijning.”[3]
  2. al fietsend een motorfiets starten
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Francisca Muller
    “Granaatvondst Zwolle in Opsporing Verzocht” (16-10-2018), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Sjoerd van der Werf
    “Topvolleybalster Lonneke Slöetjes vindt haar huldiging ‘supervet’” (24-10-2018), Tubantia