Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
aanlopen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
aanlopen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
aanlopen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
aanlopen is hier. De definitie van het woord
aanlopen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
aanlopen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
aanlopen
- ergatief duren
- Het was al tegen sluitenstijd aangelopen.
- ergatief in botsing komen met een staand voorwerp
- Hij liep tegen de punt van de tafel aan en bezeerde zich danig.
- ergatief komen ~: ongewild ergens arriveren
- Deze poes is hier vorige maand aan komen lopen.
- ergatief van een motor e.d.: enigszins verkeerd lopen waardoor grote wrijving of blokkering veroorzaakt wordt
- Zo te horen loopt er iets aan!
- ergatief rood/blauw ~ een bepaalde kleur krijgen van opwinding of koude
- Na de akelige opmerking liep hij helemaal rood aan.
- ▸ De schaamte én gereserveerdheid verdwenen met de felle ademstoot die aan haar longen ontsnapte. Ze had het gevoel dat ze rood aanliep.[1]
- ergatief ~ bij terloops bezoeken
- We zijn even bij haar aangelopen.
- overgankelijk varend bezoeken
- Beide havensteden werden aangelopen tijdens de rondvaart.
2. In botsing komen met een staand voorwerp
5. een bepaalde kleur krijgen van opwinding of koude
de aanlopen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord aanloop
97 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[2]
|