Geluid: aanhobbelt (hulp, bestand) aan·hob·belt aanhobbelt (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhobbelen ... dat jij...
dat jullie .. dat zij tegenwoordig (o.t.t.) aanhobbel aanhobbelt aanhobbelt aanhobbelt aanhobbelt aanhobbelen aanhobbelen aanhobbelen verleden (o.v.t.)...