aanmarcheren

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aanmarcheren. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aanmarcheren, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aanmarcheren in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aanmarcheren is hier. De definitie van het woord aanmarcheren zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaanmarcheren, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • aan·mar·che·ren

aanmarcheren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanmarcheren
marcheerde aan
aangemarcheerd
zwak -d volledig
  1. marcherend naderen
     "Let maar op, straks zijn ze allemaal dood", zegt Likaru optimistisch. En inderdaad, al snel tollen er tienduizenden dwaas in het rond en vallen dood neer. Maar als hij terugloopt om het gif bij te vullen ziet hij, daar waar zojuist is gesproeid, alweer nieuwe horden aanmarcheren, kruipend over de lijkjes van de andere.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “In Kenia vecht zelfs het leger tegen de sprinkhanen” (Vrijdag 6 maart 2020, 19:57), NOS