afsnellen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord afsnellen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord afsnellen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je afsnellen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord afsnellen is hier. De definitie van het woord afsnellen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanafsnellen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • af·snel·len

afsnellen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afsnellen
snelde af
afgesneld
zwak -d volledig
  1. met grote snelheid naderen
     Habibou bediende Chevalier die moederziel op Lahaye mocht afsnellen, maar de Franse spits schoot op de vuisten van de bezoekende doelman.[2]
     Michael Krohn-Dehli leek alleen op de Portugese keeper te kunnen afsnellen, maar werd foutief gestopt door Raul Meireles.[3]
46 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    David Merken
    “Zulte Waregem aan de leiding na vlotte thuiswinst tegen Kortrijk” (22/04/2011), De Standaard
  3. Bronlink Weblink bron
    md
    “Varela redt Portugal en falende Ronaldo tegen Denemarken” (13/06/2012), De Standaard
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be