apenkooi

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord apenkooi. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord apenkooi, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je apenkooi in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord apenkooi is hier. De definitie van het woord apenkooi zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanapenkooi, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
kooi met apen in een dierentuin, de apen zitten dan meestal niet op de grond
  • apen·kooi
enkelvoud meervoud
naamwoord apenkooi apenkooien
verkleinwoord

de apenkooiv / m

  1. tikkertje in een gymzaal waarbij de deelnemers niet met de voeten op de grond mogen komen
    • Op het eerste gezicht ziet de opstelling in de oude werkloods in Utrecht, waar 250 landgenoten de uitdaging aangaan, eruit als een uitbreid parcours voor apenkooien voor volwassenen. Maar vergis je niet: tot nu toe hebben slechts tien mensen wereldwijd de hindernisbaan volledig weten af te leggen. Terwijl het van origine Japanse programma inmiddels in 165 landen een eigen versie kent.[2] 
  2. een kooi waarin apen gevangen zitten in een dierentuin
    • Hoewel ik het een vreemde vorm van ‘apies kijken’ vind, vind ik alle acties om deze glazen apenkooi heen wel geweldig en ik ben er apetrots op, dat mijn stad zich dit jaar met man en macht heeft ingezet om de crew van Serious Request en hun goede doel te omarmen. Een doel dat ons allemaal aangaat: bescherming en hulpverlening aan vrouwen in conflictgebieden.[3] 
vervoeging van
apenkooien

apenkooi

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apenkooien
    • Ik apenkooi. 
  2. gebiedende wijs van apenkooien
    • Apenkooi! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apenkooien
    • Apenkooi je? 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf BERNICE BREURE 08 mrt. 2017
  3. de Telegraaf MARIJKE LEMMERS 23 dec. 2014 in NIEUWS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be