Geluid: appliceerden (hulp, bestand) ap·pli·ceer·den appliceerden meervoud verleden tijd van appliceren Wij appliceerden. Jullie appliceerden. Zij...
Geluid: appliceerde (hulp, bestand) ap·pli·ceer·de appliceerde enkelvoud verleden tijd van appliceren Ik appliceerde. Jij appliceerde. Hij, zij...
stamtijd onbepaalde wijs verleden tijd voltooid deelwoord appliceren appliceerde geappliceerd zwak -d volledig...
appliceren verleden (o.v.t.) appliceerde appliceerde appliceerde appliceerde appliceerde appliceerden appliceerden appliceerden toekomend (o.t.t.t.) zal appliceren...