asblond

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord asblond. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord asblond, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je asblond in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord asblond is hier. De definitie van het woord asblond zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanasblond, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
asblond haar
  • as·blond
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen asblond asblonder asblondst
verbogen asblonde asblondere asblondste
partitief asblonds asblonders -

asblond [1]

  1. grijsachtig, licht blond meestal van haar
    • Roths woede schittert ook in zijn onlangs opnieuw vertaalde Beichte eines mörders, erzählt in einer Nacht. Deze roman, die nog niets aan kracht heeft ingeboet, laat zien waartoe een mens in staat is als hij boos is, echt boos. Het boek begint in een restaurant voor Russische emigranten, waar even voor middernacht de verteller een slaapmutsje komt halen. Aan de toog roddelen twee Russen met de kastelein over een andere gast, een grote, asblonde kerel, die in het etablissement lijkt te wonen. ‘Waarom is onze moordenaar vandaag zo somber?’ vraagt een van hen. De verteller mengt zich nu ook in het gesprek, waarop de asblonde reus zich omdraait en zich voorstelt als Semjon Semjonovitsj Goloebtsjik, voormalig agent van de tsaristische geheime politie. Goloebtsjik (Russisch voor ‘duifje’) doet vervolgens zijn relaas. Het levert een raamvertelling op met veel typerende Roth-elementen.[2] 
    • Koperrood met een goudblonde bovenlaag, asblonde pieken, driehoekig met pijpekrullen: de haarmode gaat alle kanten op deze zomer. Ook van de rafelige look en het opzettelijk mislukte kapsel zal niemand gek opkijken.[3]  
89 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Michel Krielaars 22 december 2016
  3. NRC Edith Schoots 9 april 1998
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be