bander

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bander. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bander, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bander in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bander is hier. De definitie van het woord bander zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbander, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • Ontleend aan het Germaans:
: Oudfrankisch *banda- 'band, bindstrook' (Nederlands band).
: Oudfrankisch *bandjan '(een boog) buigen', ook geleend in het Occitaans bandar '(boog) spannen, strekken'.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bander
bandais
bandé
eerste groep volledig

bander

  1. overgankelijk: blinddoeken
  2. overgankelijk: (militair) een boog spannen
  3. ergatief: (figuurlijk) (spreektaal) een erectie, stijve hebben, krijgen
    «C’est vrai qu’on bandait à peine mais on voulait déjà ken.»
    Toegegeven, we kregen 'm nauwelijks omhoog, maar we wilden eigenlijk al van bil.[1]
  1. Neg Marron. 2000. "Le Bilan", in l’album Le bilan.