bangelijk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bangelijk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bangelijk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bangelijk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bangelijk is hier. De definitie van het woord bangelijk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbangelijk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ban·ge·lijk
  • afgeleid van bang met het achtervoegsel -lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bangelijk bangelijker bangelijkst
verbogen bangelijke bangelijkere bangelijkste
partitief bangelijks bangelijkers -

bangelijk [1]

  1. van een persoon dat deze snel bang is
    • Jongeren zijn op een doordeweekse avond in het Witte de Withkwartier ook weer in groten getale aanwezig in Lola. We worden als relatieve oudjes dan ook met een enigszins bangelijk ‘Alles oké met jullie?’ door de dienstdoende post-puber begroet. De aanwezigheid van heel veel ouderwetse kamerplanten in het restaurant zal ons middelbaren allicht wat gerust moeten stellen. Lola is een grill- en ovengestookte deeltjesversneller van twee verdiepingen hoog, waar de patatas bravas, de gegrilde gamba’s, de kipspiesjes en de merquezworstjes met tien, twintig bordjes tegelijk onder de handen van de koks vandaan komen. We menen in elk gerechtje wel iets van dat húp-kwak-koken terug te proeven.[2] 
    • Ene psychiater in de ene weekendkrant: „…we durven elkaar niet meer in de ogen te kijken…we zijn bang voor verveling, maar vooral voor de stilte …we vergeten die ander … als we niets doen gaat de boel naar de vaantjes …” Andere psychiater in de andere weekendkrant: „…we zijn heel behoudend en conservatief geworden…te bangelijk…ik wil graag over angst vertellen omdat ik het gevoel heb dat we verkeerd bezig zijn…”[3]  
  2. (Vlaams) geweldig, erg leuk
77 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Wim de Jong 24 november 2016
  3. NRC Maxim Februari 17 oktober 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be