beide

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord beide. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord beide, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je beide in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord beide is hier. De definitie van het woord beide zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbeide, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Beide honden
  • bei·de
  • In de betekenis van ‘alle twee’ voor het eerst aangetroffen in 1100.[1]
  • erfwoord: Middelnederlands beide, bēde, uit Oudnederlands beithe, samengesteld uit een onzijdige dualisvorm *bai (vgl. Gotisch bai ‘beide’) en het bepaald lidwoord the, thie ‘de’ (waarvoor zie de).[2][3] Evenzo samengesteld zijn Nederduits beid, Duits/Fries beide en Zweeds båda.

beide

  1. de een en de ander van twee, het tweetal
    • Wat een schattige foto van beide honden. Ze kijken beiden naar hetzelfde. 
     Ik duwde de deur met beide handen open en zag dat er ’s nachts een dik pak sneeuw was gevallen, waarvan een stukje geel kleurde toen ik er mijn waterfles in leegde.[4]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. "beide" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. beide op website: Etymologiebank.nl
  3. Kroonen
    , Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 46
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • Afgeleid van het Middelhoogduitse beide

beide

  1. beide


beide

  1. beide


  • Afgeleid van het Oudnederlandse beithe

beide

  1. beide


  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *bai-

beide

  1. beide