bescheuren

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bescheuren. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bescheuren, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bescheuren in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bescheuren is hier. De definitie van het woord bescheuren zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbescheuren, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • be·scheu·ren

bescheuren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bescheuren
bescheurde
bescheurd
zwak -d volledig
  1. heel erg hard moeten lachen om iets
    • Dit is de Verbluffend Incompetente Collega. Iemand heeft hem aangenomen. Dat moet wel. Want je hebt ooit gezien dat hij een loonstrook kreeg. Maar wie dat was, weet niemand meer. Die is natuurlijk ook allang weer weg. Of ‘kan het zich niet herineren’. Of hij zit zich er bij de concurrent nog steeds om te bescheuren.[2] 
    • Geld is een klucht, een wrange en doortrapte klucht, zoals, door de mondiale wisseltruc die het geld met ons uithaalt, het hele leven in de twintigste eeuw een wrange, doortrapte klucht is geworden. Wat niks kost, is niks waard. Om je te bescheuren, om te janken, om bang van te worden. Maar het is precies dié twintigste eeuw, waaraan John Self verslaafd is.[3]  
99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Japke-d. Bouma 8 mei 2013
  3. NRC Roel Bentz van den Berg 3 november 1995
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be