biecht

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord biecht. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord biecht, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je biecht in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord biecht is hier. De definitie van het woord biecht zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbiecht, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een priester luistert naar de biecht van een geknielde vrouw (rechts) met een keten om haar middel die wordt vastgehouden door de duivel. Links loopt een jongeman, die zijn biecht heeft afgelegd, van de biechtstoel weg, de handen gevouwen, zijn blik ten hemel geheven. Een engel loopt naast hem, de arm om zijn schouder (Francesco Novelli op Wikipedia (fr))
  • biecht
  • In de betekenis van ‘belijdenis (van zonden)’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • [2]

Tegenwoordig wordt in de Katholieke Kerk vaak de term boete en verzoening gebruikt in plaats van biecht.

enkelvoud meervoud
naamwoord biecht biechten
verkleinwoord biechtje biechtjes

de biechtv / m

  1. (religie) het belijden van de eigen zonden aan een priester, zodat deze de zonden in naam van Jezus vergeeft, en de biechteling met de kerk verzoent
    • De biecht is een van de zeven sacramenten van de Katholieke Kerk. 
  2. (figuurlijk) het belijden van de eigen morele misstappen
    • De man erkende openlijk dat hij het slachtoffer had vermoord. De biecht van de moordenaar betekende dat de nabestaanden eindelijk rust vonden. 
vervoeging van
biechten

biecht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van biechten
  2. gebiedende wijs van biechten
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]