binnenrol (hulp, bestand) bin·nen·rol binnenrol (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenrollen ... dat ik binnenrol. ...
hij, zij, het .. dat wij .. dat jullie .. dat zij tegenwoordig (o.t.t.) binnenrol binnenrolt binnenrolt binnenrolt binnenrolt binnenrollen binnenrollen...