Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
bliksemsgoed. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
bliksemsgoed, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
bliksemsgoed in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
bliksemsgoed is hier. De definitie van het woord
bliksemsgoed zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
bliksemsgoed, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
bliksemsgoed
- (informeel) heel erg goed, zeer positief
- ▸ Hij heeft geen behoefte aan gezelschap. Hij weet immers precies wat ze hem zullen zeggen: dat hij het maar weer eens bliksemsgoed voor elkaar heeft gekregen en dat men met al die nieuwerwetse fratsen niks heeft te maken.[1]
- ▸ ⧖ Dan bracht hem de jongen den ronden hoed.
Gevlochten uit stroo van Bengalen,
Die stond hem, zij (zei) 't wijfje, bleksemsgoed (bliksemsgoed).[2]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord
bliksemsgoed
- (informeel) heel intens, zodat het onmiskenbaar is
- ▸ Er viel niets te onderzoeken, want men vond volstrekt niets. Zodat toen gemakshalve geconcludeerd werd, dat die trein nooit was vertrokken. (…) Maar zij die vertrokken waren, wisten dat natuurlijk wèl. Verbeeld je dat zoiets met onze trein gebeurde; wij zouden dan toch bliksemsgoed weten dat we vertrokken waren, nietwaar?[3]
- ↑ Weblink bron “Wier.”, 4e druk (1962), Bert Bakker / Daamen N.V., Den Haag, p. 96
- ↑ Weblink bron
P.
Ingezonden Stukken. De rijmelarij van den redakteur van de Indiër. in: Java-bode, jrg. 25 nr. 143 (20 juni 1876), Bruining, Batavia, p. 3 kol. 2
- ↑ Weblink bron “Afdaling in de vulkaan.” (1949), Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij, Amsterdam, p. 28