boeventronie

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord boeventronie. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord boeventronie, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je boeventronie in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord boeventronie is hier. De definitie van het woord boeventronie zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanboeventronie, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • boe·ven·tro·nie
enkelvoud meervoud
naamwoord boeventronie boeventronies
verkleinwoord

de boeventroniev

  1. een ongunstig uiterlijk wat zou wijzen op een misdadig karakter
    • ‘Overloper’ Aleksandr Litvinenko was weinig geliefd onder Russische siloviki, mannen in uniform. Het portret van de in november met het radioactieve polonium vergiftigde ex-luitenant-kolonel van de FSB diende zelfs als doelwit op hun schietbanen, zo blijkt. De Poolse krant verspreidde tevens een promotievideo uit 2002 van dezelfde schietbaan, waarop rekruten hun magazijnen legen op Litvinenko. De baas van de schietbaan, veteraan Sergej Lisjoek, zegt in de krant Kommersant dat hij ooit 1.500 Litvinenko-schietschijven kocht op een wapenmarkt in Moskou. Gewoon een boeventronie, dacht hij. Geen idee wie het was. Maar hoe zit dat met andere Russische schietbanen? Was ‘doelwit Litvinenko’ in massaproductie? Lisjoek zwijgt nu: hij heeft zijn mobiele telefoon uitgezet.[2] 
    • Als mijn vader iemand een `echt Lombroso-type' noemde, zag ik altijd meteen een boeventronie voor me. Een laag voorhoofd, zware wenkbrauwen, diepliggende ogen en de bouw van een gorilla. Lelijk, dom en gevaarlijk tegelijk. Het uiterlijk weerspiegelt het innerlijk. Ik ben zelf ook niet vrij van dit vooroordeel, want als het stadion van FC Utrecht leegloopt, heb ik ook vaak het gevoel in een rommelige groep Neanderthalers terecht gekomen te zijn.[3]  
80 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Coen van Zwol 1 februari 2007
  3. NRC Paul Schnabel 1 november 2003
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be