bomma

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bomma. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bomma, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bomma in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bomma is hier. De definitie van het woord bomma zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbomma, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
kinderen bij bomma aan de keukentafel
  • bom·ma
enkelvoud meervoud
naamwoord bomma bomma's
verkleinwoord bommaatje bommaatjes

de bommav

  1. de moeder van je vader of moeder
    • Een altijd goedgemutste bomma, schat van een mens, maar net zoals mijn andere grootouders afkomstig uit een andere tijd, toen thuiswerkende moeders hun kinderen nog op internaat stuurden omdat ze anders in de weg liepen. Kinderen werden toen nog niet doodgeknuffeld, wellicht dachten de mensen toen dat een warm nest er kasplantjes van zou maken. Ik was wel altijd blij toen ik mijn grootouders zag, maar ik miste ze nauwelijks toen ze doodgingen. Mijn ouders, díé zal ik missen als ze dood zijn. [1] 
    • U blijft natuurlijk ook ondernemer. Dat ‘koken zoals de bomma’ en ‘met gezond verstand’ waarmee uw nieuwe kookboek weer wordt gepresenteerd, dat is een helder commerciële identiteit. Duidelijk gepositioneerd tegenover de concurrentie. [2] 
24 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. De Standaard 26 april 2018 Sire, er zijn geen bompa’s meer
  2. De Standaard 2 september 2017 ‘Ik wil nog wel eens iets doen in dit leven’
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be