bouwvakker

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bouwvakker. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bouwvakker, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bouwvakker in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bouwvakker is hier. De definitie van het woord bouwvakker zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbouwvakker, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

bouwvakker
Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·vak·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘iem. die in de woningbouw werkt’ voor het eerst aangetroffen in 1963
  • afgeleid van bouwvak met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwvakker bouwvakkers
verkleinwoord bouwvakkertje bouwvakkertjes

Zelfstandig naamwoord

de bouwvakkerm

  1. (beroep) een arbeider die werkzaam is in de bouw
     Hij had een bulderende stem die eerder bij een robuuste bouwvakker paste.
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen