bouwvak

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bouwvak. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bouwvak, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bouwvak in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bouwvak is hier. De definitie van het woord bouwvak zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbouwvak, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • bouw·vak
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwvak bouwvakken
verkleinwoord

de bouwvakm

  1. de tijd waarin bouwvakkers vakantie hebben

het bouwvako

  1. een vak dat betrekking heeft tot bouwen
98 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be