Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
vak. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
vak, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
vak in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
vak is hier. De definitie van het woord
vak zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
vak, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘begrensd deel’ voor het eerst aangetroffen in 1319 [1] [2][3]
het vak o
- (economie) beroep
- ingedeeld stuk, bijv. schap, baanvak, supportersvak
- (onderwijs), (wetenschap) specifieke tak binnen de wetenschap, discipline
- ▸ Het komt vaak voor dat docenten gevraagd wordt om een vak te geven waar ze niet bevoegd voor zijn.[4]
- Een oude rot in het vak (zijn)
alles van het vak afweten en alles weten hoe te doen
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[5]
|
vak
- vak; schoolvak, leervak
- «My gunsteling vak is Afrikaans.»
- Mijn lievelingsvak is Afrikaans.
- vak; ingedeeld stuk, bijv. schap, baanvak, supportersvak
- «Die dokumente op sy lessenaar is netjies in vakkies geliasseer.»
- De documenten op zijn lessenaar zijn netjes in vakjes gearchiveerd.
- vak; beroep
- «Die verwer ken sy vak.»
- De schilder kent zijn vak.
- Afgeleid van het Middelhoogduitse wâtsack
vak monbezield
- zak, buidel; slappe, vormeloze container
- (zoötomie) buidel; huidplooi bij buideldieren waarin de jongen zich ophouden
- pytel monbezield
- –
vak
- weg