vakwerk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord vakwerk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord vakwerk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je vakwerk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord vakwerk is hier. De definitie van het woord vakwerk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvakwerk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
vakwerk (2)
  • vak·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord vakwerk vakwerken
verkleinwoord vakwerkje vakwerkjes

het vakwerko

vakwerk (3)
  1. heel goed werk van een vakman
  2. (bouwkunde) ouderwetse bouwconstructie waarbij de wanden van een gebouw worden samengesteld uit een geraamte van houten balken, die vakken vormen, die daarna opgevuld worden met metselwerk of vlechtwerk van takken waarover leem wordt gestreken
  3. een overspanningsconstructie bestaande uit lijnvormige elementen
     En als de gesprekken na het eten waren gegaan over de maximale belasting van de zesentwintig paalgroepen of het aantal palen in elke groep, of de te verwachten problemen wanneer je boven op deze palen het waarschijnlijk grootste vakwerk van hout gaat bouwen, dan was hij er graag bij geweest.[2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be