bovenmaanse

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bovenmaanse. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bovenmaanse, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bovenmaanse in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bovenmaanse is hier. De definitie van het woord bovenmaanse zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbovenmaanse, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • bo·ven·maan·se
enkelvoud meervoud
naamwoord bovenmaanse -
verkleinwoord - -

het bovenmaanseo

  1. in de heliocentrische kosmologie de hemelse sfeer die zich boven de maan bevindt en waar, in tegenstelling tot de vier aardse elementen (aarde, water, lucht en vuur), één element (ether) voorkomt
     De kerk in de late middeleeuwen erkende wel de invloed van het bovenmaanse op fysische processen in de natuur, maar verbood iedere voorspelling over het toekomstig menselijk handelen.[1]

bovenmaanse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bovenmaans
     Wat de kometen betreft, onderscheidt hij twee soorten: bovenmaanse en ondermaanse. Net zomin als zijn tijdgenoten neemt Fromundus volledig afstand van de astrologie: hoewel hij kometen beschouwt als natuurfenomenen, erkent hij toch dat God ze een bovennatuurlijke betekenis heeft gegeven, vooral wanneer ze behoren tot de bovenmaanse soort.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 12 maart 2020 Weblink bron
    Kees van der Waerden
    Harmonisatie van het wereldbeeld : Het abel spel Vanden Winter ende vanden Somer in cultuurfilosofisch perspectief in: Forum der Letteren., jrg. 35 nr. 2 (juni 1994), Smits drukkers-uitgevers, Den Haag, p. 103
  2. Bronlink geraadpleegd op 12 maart 2020 Weblink bron
    Fernand Hallyn
    De kosmologie : Van Gemma Frisius tot Wendelen in:
    Robert Halleux, e.a. (red.)
    Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815. (1998), Gemeentekrediet / Dexia, Brussel, ISBN 9050661831, p. 165