buurtgenoot

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord buurtgenoot. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord buurtgenoot, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je buurtgenoot in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord buurtgenoot is hier. De definitie van het woord buurtgenoot zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbuurtgenoot, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buurt·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurtgenoot buurtgenoten
verkleinwoord buurtgenootje buurtgenootjes

Zelfstandig naamwoord

de buurtgenootm

  1. iemand die heel dichtbij woont, op loopafstand; vaak met de bijbetekenis dat mensen om die reden een gemeenschap vormen
     Elke zondag gingen ze op een nabijgelegen veldje vliegeren, en langzamerhand kwamen er steeds meer buurtgenoten met een eigen vlieger aanzetten.
     We speelden veel buiten met buurtgenootjes.
     Eerder steunde de wijkraad bijvoorbeeld een initiatief om soep te maken voor buurtbewoners. „Of om benzinekosten te vergoeden als iemand boodschappen doet voor een buurtgenoot.

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 januari 2022 Weblink bron
    Manouk van Egmond
    “Vrij zijn is… vliegeren” (18 maart 2021) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 januari 2022 Weblink bron
    Arthur van den Boogaard
    “Ieder een eigen kamertje” (10 december 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 4 januari 2022 Weblink bron
    Marjolein Kooyman
    “Instellingen in de wijken willen hulp van gemeente voor bestrijding corona” (29 oktober 2020) op nrc.nl op Wikipedia