Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
genoot. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
genoot, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
genoot in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
genoot is hier. De definitie van het woord
genoot zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
genoot, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘deelgenoot, makker’ voor het eerst aangetroffen in 776 [1]
- van Middelnederlands ghenoot, van Oudnederlands genotas, verwant aan genieten en nut[2]
de genoot m
- een gelijke
genoot
- enkelvoud verleden tijd van genieten
- Ik genoot.
- Jij genoot.
- Hij, zij, het genoot.
- ▸ Bij elke bloem moest ik stoppen om foto’s te maken. Al snel zag ik in dat ik op deze manier Canada nooit zou halen, maar vooralsnog genoot ik van elke bloem.[3]
99 % |
van de Nederlanders;
|
96 % |
van de Vlamingen.[4]
|