vervoeging van de bedrijvende vorm van genieten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | genieten | te genieten | ||||||||
toekomend | zullen genieten | te zullen genieten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben genoten | te hebben genoten | ||||||||
toekomend | genoten zullen hebben | genoten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
genietend | genoten | ev. geniet |
mv. verouderd geniet |
geniete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | geniet | geniet | geniet | geniet | geniet | genieten | genieten | genieten | |||
verleden (o.v.t.) | genoot | genoot | genoot | genoot | genoot | genoten | genoten | genoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal genieten | zult/zal genieten | zult/zal genieten | zult genieten | zal genieten | zullen genieten | zullen genieten | zullen genieten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou genieten | zou genieten | zou(dt) genieten | zoudt genieten | zou genieten | zouden genieten | zouden genieten | zouden genieten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb genoten | hebt genoten | hebt/heeft genoten | hebt genoten | heeft genoten | hebben genoten | hebben genoten | hebben genoten | |||
verleden (v.v.t.) | had genoten | had genoten | had genoten | hadt genoten | had genoten | hadden genoten | hadden genoten | hadden genoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal genoten hebben | zal/zult genoten hebben | zult/zal genoten hebben | zult genoten hebben | zal genoten hebben | zullen genoten hebben | zullen genoten hebben | zullen genoten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genoten hebben | zou genoten hebben | zou/zoudt genoten hebben | zoudt genoten hebben | zou genoten hebben | zouden genoten hebben | zouden genoten hebben | zouden genoten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm genoten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt genoten | er is genoten | |||||||||
verleden | er werd genoten | er was genoten | |||||||||
toekomend | er zal genoten worden | er zal genoten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou genoten worden | er zou genoten zijn | |||||||||
lijdende vorm genoten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | genoten worden | genoten te worden | ||||||||
toekomend | genoten zullen worden | genoten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | genoten zijn | genoten te zijn | ||||||||
toekomend | genoten zullen zijn | genoten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word genoten | wordt genoten | wordt genoten | wordt genoten | wordt genoten | worden genoten | worden genoten | worden genoten | |||
verleden (o.v.t.) | werd genoten | werd genoten | werd genoten | werdt genoten | werd genoten | werden genoten | werden genoten | werden genoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal genoten worden | zult genoten worden | zult genoten worden | zult genoten worden | zal genoten worden | zullen genoten worden | zullen genoten worden | zullen genoten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou genoten worden | zou genoten worden | zou/zoudt genoten worden | zoudt genoten worden | zou genoten worden | zouden genoten worden | zouden genoten worden | zouden genoten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben genoten | bent genoten | bent/is genoten | zijt genoten | is genoten | zijn genoten | zijn genoten | zijn genoten | |||
verleden (v.v.t.) | was genoten | was genoten | was genoten | waart genoten | was genoten | waren genoten | waren genoten | waren genoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal genoten zijn | zult genoten zijn | zult genoten zijn | zult genoten zijn | zal genoten zijn | zullen genoten zijn | zullen genoten zijn | zullen genoten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genoten zijn | zou genoten zijn | zou/zoudt genoten zijn | zoudt genoten zijn | zou genoten zijn | zouden genoten zijn | zouden genoten zijn | zouden genoten zijn |