huisgenoot

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord huisgenoot. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord huisgenoot, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je huisgenoot in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord huisgenoot is hier. De definitie van het woord huisgenoot zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhuisgenoot, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • huis·ge·noot
enkelvoud meervoud
naamwoord huisgenoot huisgenoten
verkleinwoord huisgenootje huisgenootjes

de huisgenootm

  1. mensen met wie men in één huis woont, zonder dat er noodzakelijkerwijs ook één huishouding wordt gevoerd
     Mijn eerste doel was flexibeler in het leven te staan. Ik hoopte hierdoor geduldiger te worden en meer te gaan genieten van het hier en nu. Maar vooral ook om een aangenamere huisgenoot te worden.[1]
  1. medebewoner
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be