cariñaré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van cariñar cariñaré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van cariñarse...
toekomende tijd (futuro) van cariñar cariñare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van cariñarse aanvoegende wijs derde persoon...
derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van cariñar cariñaren aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van cariñarse...
Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken? ca·ri·ñar cariñar onovergankelijk heimwee hebben cariñar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op...
cariñaría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van cariñarse derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van cariñarse...
cariñado voltooid deelwoord (participio) van cariñar cariñado voltooid deelwoord (participio) van cariñarse...
cariñamos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van cariñarse eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van cariñarse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cariñarse gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cariñarse...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van cariñarse derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van cariñarse...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van cariñarse gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van cariñarse...