casco

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord casco. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord casco, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je casco in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord casco is hier. De definitie van het woord casco zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vancasco, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cas·co
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘romp van schip of auto’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1614
enkelvoud meervoud
naamwoord casco casco's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het cascoo

  1. romp van een gebouw, auto of schip dus zonder de inrichting
    • Het gebouw is gestript tot het casco van beton en staal. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • cas·co
enkelvoud meervoud
casco cascos

Zelfstandig naamwoord

casco m

  1. helm
  2. (zoötomie) hoef

Werkwoord

vervoeging van
cascar

casco

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cascar