colon
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord colon. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord colon, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je colon in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord colon is hier. De definitie van het woord colon zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vancolon, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Geluid: colon (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkolɔn / (2 lettergrepen)
- Geluid: colon (hulp, bestand)
- IPA: / koˈlɔn / (2 lettergrepen)
- co·lon
- van Latijn colon, in de betekenis van ‘deel van dikke darm’ voor het eerst aangetroffen in 1807 [1][2]
- van Spaans colón, dat weer verwijst naar de naam Colón "Columbus" van de ontdekkingsreiziger
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | colon | colons |
| verkleinwoord | colonnetje | colonnetjes |
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | colon | colons |
| verkleinwoord |
de colon m
- (financieel) benaming voor de munteenheden van Costa Rica en vroeger El Salvador
- ▸ De Costa Ricaanse munteenheid is de colon, genoemd naar Columbus (Colón luidt zijn naam in het Spaans).[6]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord colon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ colon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "colon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Linda O'Bryan & Hans Zaglitsch“Dominicus landengids : Costa Rica”, ebook naar 6e druk (2016), J.H. Gottmer/H.J.W. Becht B.V., ISBN 9789025760076, hfst. Geldzaken
