Geluid: doorzegen (hulp, bestand) door·ze·gen doorzegen (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorzijgen ...dat wij doorzegen. ...dat jullie...
Geluid: doorzeeg (hulp, bestand) door·zeeg doorzeeg (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorzijgen ... dat ik doorzeeg. ... dat jij doorzeeg. ...
doorzijgen doorzijgen verleden (o.v.t.) doorzeeg doorzeeg doorzeeg doorzeegt doorzeeg doorzegen doorzegen doorzegen toekomend (o.t.t.t.) zal doorzijgen door...
hij, zij, het .. dat wij .. dat jullie .. dat zij tegenwoordig (o.t.t.) doorzeg doorzegt doorzegt doorzegt doorzegt doorzeggen doorzeggen doorzeggen verleden...