dum

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord dum. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord dum, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je dum in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord dum is hier. De definitie van het woord dum zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandum, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

dum

  1. terwijl


dum

  1. terwijl


dum

  1. (temporeel) terwijl (meestal met indicatief praesens); zolang (als);
  2. (temporeel) totdat;
  3. (conditioneel) in zoverre als, mits (slechts) (met conjunctief); versterkend: dummodo: zo slechts niet

dum

  1. achter negaties gevoegd: nog; nondum, necdum, nequedum: nog niet; vixdum: nauwelijks nog; nihildum: nog niets; nedum: ik laat staan, ik zwijg van, om niet te spreken van;
  2. na imperatieven: toch, dan toch; ehodum: hoor toch; qui dum?: hoezo?; primum dum: ten eerste nu
  • s.v. dum, in
    J.B. Kan - H.P. Schröder
    (ed.), Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek, Utrecht, 1864, p. 170.

dum

  1. dom