dwaalleer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord dwaalleer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord dwaalleer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je dwaalleer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord dwaalleer is hier. De definitie van het woord dwaalleer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandwaalleer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • dwaal·leer
enkelvoud meervoud
naamwoord dwaalleer
verkleinwoord

de dwaalleerv / m

  1. een leer die afwijkt van de officiële of orthodoxe leer
    • Een conferentie van soennitische geleerden heeft geleid tot een hoogoplopende ruzie tussen Egypte en Saoedi-Arabië. Op de bijeenkomst, eind augustus in de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny, waren ongeveer tweehonderd geleerden uit de islamitische wereld bijeen om te bepalen welke stromingen tot de soennitische islam behoren. Maar Saoedi-Arabië, de hoeder van de heilige plaatsen Mekka en Medina, was niet uitgenodigd. En misschien nog pijnlijker: in de slotverklaring werd het salafisme, een orthodoxe stroming binnen de islam waartoe het Saoedische wahabisme behoort, niet genoemd. Daarmee werd het door de deelnemers in feite buiten de soennitische islam geplaatst. Daarentegen werd het soefisme, een mystieke stroming die door salafisten als een dwaalleer wordt gezien, wél meegeteld.[2] 
    • Op 17 november 2010 hield de socioloog Abram de Swaan een opmerkelijke Thomas More Lezing in de Amsterdamse Rode Hoed, onder de titel 'Het financiële regime: over de gevolgen van een moderne dwaalleer'. Het was zijn afrekening met het 'vrijemarktfundamentalisme', het mensbeeld van de econoom en de ondernemer waarin het streven van talloze winstzoekende enkelingen resulteert in een optimale maatschappelijke orde: de vrijemarkteconomie.[3]  
67 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Toon Beemsterboer 19 september 2016
  3. Volkskrant Hans Wansink 6 augustus 2016,
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be