eierkolen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord eierkolen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord eierkolen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je eierkolen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord eierkolen is hier. De definitie van het woord eierkolen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vaneierkolen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
eierkolen
  • ei·er·ko·len
enkelvoud meervoud
naamwoord eierkolen
verkleinwoord

de eierkolenmv

  1. in de vorm van eieren samengeperst kolengruis
     De vader van Bert Koekkoek was stoker. „Verantwoordelijk voor het dagelijks vullen en bijhouden van een heel grote verwarmingsketel in een verzorgingstehuis. De kolen werden met een vrachtwagen gebracht. Elke dag moesten de ’slakken’ eruit en de nieuwe eierkolen erin.”[2]
     Verstopt in een hoek, afgeschermd door een opslaggebouwtje en twee dranghekken, ligt het bedrijventerrein van het 101 jaar oude familiebedrijf. Daarop pallets met gebundelde briketten, zakken met eierkolen, een reusachtige berg handgrote kolen, half afgegraven en met sneeuw bedekt.[3]
61 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    MARJOLEIN SCHIPPER
    “Herinnert u zich deze verdwenen beroepen nog?” (24 jan. 2019), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron “Vervuilende kolenkachel niet stuk te krijgen in Berlijn” (04-02-2010), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be