Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
emmerder. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
emmerder, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
emmerder in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
emmerder is hier. De definitie van het woord
emmerder zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
emmerder, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Afgeleid van merde “poep” met het voorvoegsel em-, aangetroffen vanaf de 15e eeuw. [1]
emmerder
- overgankelijk (verouderd) (vulgair) onderschijten, met poep bevuilen
- overgankelijk (figuurlijk) (spreektaal) ergeren, irriteren
- «Elle m’emmerde cette bonne femme, elle n’arrête pas de râler.»
- Ik krijg wat van dat mens, ze zit altijd te kankeren. [2]
- overgankelijk (figuurlijk) (spreektaal) schijt hebben aan
- «Je t'emmerde!»
- Je kunt me de pot op!
- «Si Jean-Marie courait aussi vite que j’l’emmerde, il s’rait tellement loin!»
- Als Jean-Marie even hard liep als ik schijt aan hem heb, zou hij ontzettend ver weg zijn.
s’emmerder
- wederkerend (figuurlijk) (spreektaal) zich te pletter vervelen
- «Qu’est-ce qu’on s’emmerde ici!»
- Wat is het hier oersaai! [2]
- (spreektaal) zich uitsloven
- «La nouvelle secrétaire ne s'emmerde pas.»
- De nieuwe secretaresse voert geen bal uit. [2]