IPA: empañar overgankelijk met wasem bedekken in diskrediet brengen Permaneció así un rato, mirando a través del cristal empañado por su propio aliento...
empañare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van empañar aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro)...
empañaría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van empañar derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van empañar...
empañamos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van empañar eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van empañar...
tegenwoordige tijd (presente) van empañar aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van empañar gebiedende wijs (bevestigend en...
empañaba eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van empañar derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van empañar...
persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van empañar gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van empañar...
persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van empañar gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van empañar...