encubriré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van encubrir encubriré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van encubrirse...
nog niet. Aanmaken? en·cu·brir encubrir overgankelijk bedekken, verbergen maskeren [1] esconder [2] ocultar encubrir in: Diccionario de la lengua española...
encubriría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van encubrirse derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van encubrirse...
encubrimos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van encubrirse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van encubrirse derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van encubrirse...
wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van encubrirse aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van encubrirse...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van encubrirse...