endulzaré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van endulzar endulzaré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van endulzarse...
toekomende tijd (futuro) van endulzar endulzare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van endulzarse aanvoegende wijs derde persoon...
derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van endulzar endulzaren aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van endulzarse...
Aanmaken? en·dul·zar endulzar overgankelijk verzoeten, zoet maken verzachten, verlichten [1] azucarar [2] atenuar, suavizar endulzar in: Diccionario de...
endulzaría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van endulzarse derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van endulzarse...
endulzado voltooid deelwoord (participio) van endulzar endulzado voltooid deelwoord (participio) van endulzarse...
endulzamos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van endulzarse eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van endulzarse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van endulzarse gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van endulzarse...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van endulzarse derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van endulzarse...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van endulzarse gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van endulzarse...