engarzaré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van engarzar engarzaré eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van engarzarse...
toekomende tijd (futuro) van engarzar engarzare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van engarzarse aanvoegende wijs derde persoon...
derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van engarzar engarzaren aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van engarzarse...
bestaat nog niet. Aanmaken? en·gar·zar engarzar overgankelijk aaneenrijgen, aaneenschakelen [1] encadenar engarzar in: Diccionario de la lengua española...
engarzaría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van engarzarse derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van engarzarse...
engarzado voltooid deelwoord (participio) van engarzar engarzado voltooid deelwoord (participio) van engarzarse...
engarzamos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van engarzarse eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van engarzarse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van engarzarse gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van engarzarse...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van engarzarse derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van engarzarse...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van engarzarse gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van engarzarse...