pu·ri·fi·car purificar overgankelijk zuiveren, reinigen louteren purificación, purificador, purificante [1] limpiar, purgar, desinfectar [2] expurgar...
het Spaanse werkwoord expurgar Infinitief (infinitivo) Voltooid deelwoord (participio) Onvoltooid deelwoord (gerundio) expurgar expurgado expurgando Aantonende...
Engels: bowdlerize (en), expurgate (en) Frans: expurger (fr) Portugees: expurgar (pt) Spaans: expurgar (es)...